Fragment
Heerlijk, het Stedelijk Museum is weer open en ik kan er weer gewoon in ronddwalen zoals vroeger. Het Van Goghmuseum kon mij als gebouw nooit bekoren ook al was ik gek op de schilderijen uit zijn ‘Franse tijd’. Het Rijksmuseum meed ik al heel snel vanwege die zwaar op de handliggende architectuur van Cuypers. Het tot een soort van krocht verbouwde bedompte gebouw was voor mij geen pretje. Nee, het Stedelijk bezocht ik rond mijn puberteit zelfs ieder weekend met mijn museumjaarkaart. Niet zozeer de neiging om de betekenis of de techniek van de kunst te bestuderen maakte mij gelukkig, maar wel gewoon het kijken, het voelen en dan het nadoen thuis. De gekochte ansichtkaart van mijn favoriete schilderij van Willem de Kooning - Rosy fingered dawn at Louse Point - heb ik nog steeds. Dat nadoen en vervolgens verbeteren zou me overigens nooit lukken en toen ben ik maar architect geworden.
Toch is kunst door het autonome karakter voor veel architecten een grote inspiratiebron. Zoveel vrijheid, durf en expressie. Hoe kun je dat hanteren in ons sterk gebonden vak. is het leidende motief van dit FORUM nummer.
Dat samenwerking tussen kunstenaars, architecten, landschappers en stedenbouwers meestal de nodige wrijving met zich meebrengt, moge duidelijk zijn. Het jeukt altijd een beetje en dat is verklaarbaar doordat ieder op zich een sterke neiging vertoont zich op het terrein van de ander te begeven.
Al met al een levendige poel van onderzoekers die in de huidige crisis mogelijk kansen zien om het roer om te gooien en het bewustzijn voor een gezonde omgeving willen stimuleren. Maar de praktijk is weerspanning, want het blijkt lang niet altijd tot een synthese van kennis te leiden, eerder tot een moeizaam proces dat gepaard gaat met de nodige ergernissen. Er is momenteel geen duidelijke richting aan te geven waarin de drie vakgebieden zich begeven. Ronduit alarmerend is de constatering dat jonge architecten zich niet langer architect willen noemen om niet te worden verward met vakgenoten die zich een ouderwetse autonome houding aanmatigen. Autonomie en een arrogante houding naar publiek en opdrachtgever zijn eigenschappen die zich slecht verhouden in een discipline die intrinsiek dienstverlenend is. Die jonge architecten noemen zich ‘ontwerper’, een term die ik met enige terughoudendheid hanteer aangezien ik hier een verdere onttakeling van de architectuur als vakdiscipline voorzie.
Als de architectuur wil overleven moet zij haar zekerheden overboord durven te zetten zonder haar kerntaken uit het oog te verliezen, en met kinderlijke nieuwsgierigheid nieuwe territoria verkennen in navolging van de kunstenaars. Alleen dan kan zij zichzelf opnieuw uitvinden zoals kunstenaars dat al gewend zijn te doen sinds de Renaissance.
×