Fragment
Hoofdstuk 37. Mijn Bijbel Bewaarder
Eind juli verhuisden we naar een nieuwe barak, in Den Bosch, en daar hadden we zelfs nog wat meer bewegingsvrijheid. Er kwamen nog meer Christelijke vrouwen bij uit kamp Vught. Onze groeiende groep is het gelukt vrijwel in zijn geheel tot aan het eind van de oorlog als een gemeenschap door dik en dun bij elkaar te blijven.
Ik heb daar ontzettende fijne herinneringen aan. We zijn toen ook begonnen om gezamenlijk de Geloofsbelijdenis te reciteren. Mijn Bijbel was het enige complete, oude en nieuwe testament, in Den Bosch.
Er werd gretig gebruik van gemaakt over de hele afdeling.
Op een dag kwamen we om 12 uur, als gebruikelijk, uit de fabriek.
Maar in plaats van onze lunch te krijgen moesten we allemaal op appèl staan. We mochten de slaapzaal niet in. Alle bedden waren uit elkaar gehaald en alle brieven, portretten, Bijbels en psalmboeken waren in snippers geknipt en naar de keuken gebracht om verbrand te worden. Wat waren we allemaal droevig en terneergeslagen!
De reden was waarschijnlijk de woede van onze “werkgevers” omdat ze weer eens een zending van gasmaskers terugkregen die door ons gesaboteerd was.
Als we een scherpe nagel in de nog zachte rubber drukten dan werden ze onbruikbaar maar dit was op de fabriek controle onmogelijk te ontdekken of de daders te kennen.
We hebben later door de snippers gezocht, in de keuken. Maar van mijn Bijbeltje was geen spoor te vinden. Maar kijk nu eens…een paar dagen later komt een van de Jehova Getuigen naar mij toe en vraagt mij: “Bent u misschien mevrouw van Ommen?” Wij kenden elkaar alleen maar bij onze voornamen. Ze had mijn Bijbel in haar bed teruggevonden. Klaarblijkelijk had iemand in de keuken mijn Bijbel gered en gedacht dat het van een van de Jehova Getuigen weggenomen was.
Je kunt je wel voorstellen dat wij die avond God daarvoor gedankt hebben.
×