€ 12,95

PRINT boek

niet beschikbaar

ePUB ebook

niet beschikbaar

Meer van deze auteur


  • Ga en vermenigvuldig u (PDF)

  • Mokhe\\\'lm Bhembe (PDF)

De hooizolder

Zihua Taneju • ebook • pdf

  • Samenvatting
      

    Het leven van de elfjarige Joris wordt grondig overhoop gehaald wanneer hij smoorverliefd wordt op Sofie, de jongste dochter uit een boerenfamilie. Aanvankelijk is de belangstelling niet wederzijds, maar toch brengt hun aparte zienswijze en vastberadenheid hen samen op de hooizolder van een buiten gebruik geraakte schuur. Daar ontwikkelt zich met de jaren echter een andere realiteit. Terwijl de ambitieuze Sofie zich door niets laat hinderen in het realiseren van haar plannen en in Parijs gaat wonen heeft de hooizolder een ander scenario voor Joris in petto.

     

     

     

     

     

    Zihua laat dialogen bewust achterwege. Hij heeft slechts de gebeurtenissen en de personages geschilderd, er een compositie van gemaakt, hier en daar accenten gelegd, en ‘exposeert’ met dit boek het resultaat. De lezer wordt bezoeker die de vrijheid heeft om het verhaal vanuit een ander perspectief te bekijken en het als dusdanig met een eigen visie te interpreteren.

     

  • Productinformatie
    Binding : PDF
    Auteur : Zihua Taneju
    Bestandstype : PDF
    Distributievorm : Ebook (digitaal)
    Aantal pagina's : Afhankelijk van e-reader
    Beveiliging : Geen   Informatie 
    Uitgeverij : Niet bekend
    ISBN : Geen
    Datum publicatie : 09-2011
  • Inhoudsopgave
    niet beschikbaar
  • Reviews (0 uit 0 reviews)
    Wil je meer weten over hoe reviews worden verzameld? Lees onze uitleg hier.

€ 12,95

niet beschikbaar

niet beschikbaar

direct, via download
Veilig betalen Logo
Delen 

Informatie
Herroepingsrecht is uitgesloten voor eBooks. Een download van een eBook of luisterboek is niet meer te herroepen op het moment dat u, na aanschaf van het e-book, de download heeft gestart.

Fragment

Joris had Groeisele verlaten. Het was sinds de aanvang van haar Japanse avontuur geleden dat hij nog iets van Sofie vernomen had. Ze stond nu op internet te kijk, had een eigen site en een mailadres in Australië. Maar de mailtjes die hij haar gestuurd had waren onbeantwoord gebleven. Lange tijd had hij zich daar aan geërgerd en uit machteloosheid en frustratie en zelfmedelijden liefjes bij de vleet versleten en stiekem gehoopt dat ze het te weten zou komen en zich gekwetst zou voelen. Vervolgens had hij ontnuchterd van zichzelf zijn hoop laten varen, en besloten haar als vermist op te geven en weg te rangeren naar een plek in zijn herinneringen waar de tijd haar bestaan zou ontmantelen.

 

En nu wist hij zich min of meer gelukkig te voelen in een nieuw stukje wereld op het platteland, in een boerderijtje dat hij betrekkelijk goedkoop huurde, met een boomgaard en een achterliggende stalling die hij als atelier gebruikte. Alsook een nieuw lief met wie hij niet echt plannen had en van wie het hem evenmin zou kunnen schelen wanneer ze met Jan en alleman de lakens deelde. Onschuldig waren zijn liefjes bij de vleet trouwens nooit geweest, hij gunde hen wat aandacht maar had zich nooit de moeite getroost om te vermijden dat ze elkaar na verloop van tijd grondig beu werden. C’est la vie, dacht hij dan wanneer ze de afrit namen, het leven was meer dan zitten grienen omwille van verloren gegane liefdes en affaires.

Doch op een dag was Sofie er terug, werd hij door haar uit zijn slaap gewekt. Niet door haar stem of omdat ze hem bij de schouder schudde, en ook niet door de telefoon of de deurbel. Hij werd gewekt omdat de tijd het had nagelaten haar bestaan te ontmantelen en ze dus weer in haar volle glorie in zijn gedachten opdoemde als uit een dichte nevel. Hij verlangde weer naar haar zoals hij op het hoogtepunt van zijn prille liefde naar haar had verlangd.

 

 

 

Zijn nakende expositie in galerij ’t Sierlijke bracht hem wat verstrooiing, maar niet genoeg om Sofie, die als een geest overal aanwezig was of over zijn schouder meekeek, te negeren. Zijn lief betrapte hem in zijn liefde, had stiekem door het raam van zijn atelier naar binnen staan kijken en gezien hoe hij, dronken door rode wijn en verlangen, zijn schilderij stond te ‘bepotelen’. En dus pakte ze haar koffers en verliet zijn huis en leven met slaande deuren. Hij zag haar nooit meer terug.

 

In de dagen die volgden was er altijd iets dat hem naar de fles wijn deed grijpen: de geur van hooi of varkensmest, een zingende merel, een grazende koe, een gedicht van Jonas Velaar, een boek van Bertus Kotter, een druilerige regen, de stilte. De verdomde stilte, die nooit weg bleef en hem ongelooflijk veel verdriet deed. Hij dronk, de dagen rond, een pleister op de wonde die telkens, soms door het verre gebalk van een ezel, opengereten werd.

 

â

 

Madeleine Plumot. Zo stelde de dame die Joris op een namiddag een bezoek bracht, zich voor. Een welgestelde en zéér aantrekkelijke dame overigens die in de buurt woonde en die via via had horen zeggen dat hij schilderde. Het verwonderde hem dat ze kwam vragen of hij een beeld wilde maken als nagedachtenis van haar dochter die bij een tragisch verkeersongeval om het leven gekomen was. Beeldenhouwen was niet echt Joris zijn ding, tenzij het om Sofieke Pierens ging uiteraard. In zijn hoofd bevond zich wel ergens een mooi beeld van haar dat hij vroeg of laat zou boetseren uit de dikke kleigrond van de akkers, of zou houwen uit een stuk knoestige wilg waarvan er een aantal aan de rand van de Vellekesbeek stonden.

De dame straalde klasse uit. Het vroeg om eerbied en noopte Joris haar niet Madeleine maar ‘mevrouw Plumot’ te noemen. Toen hij haar in zijn atelier rondleidde en ze het schilderij van het meisje in de graskant zag, barstte ze in tranen uit. Niet omdat zijn schilderkunst haar danig ontroerde maar omdat de gelijkenis met haar dochter treffend was. Ze was zodanig onder de indruk dat ze haar aanwezigheid een lotsbestemming meegaf, als had het schilderij haar in een soort goddelijk macht naar Joris geleid. Ze begon te snotteren en te sniffen van geluk en bewondering en op zoek naar troost, dichtte Joris een soort bovennatuurlijke eigenschap toe alsof hij haar treurnis met een simpele handoplegging kon verzachten. De lege flessen wijn die overal rondslingerden ontgingen haar blijkbaar, of ze wílde die simpelweg niet zien. Bovendien vroeg hij zich af waarom híj deze opdracht kreeg, en niet Sevrein Van Schaeren of Marie-Louise Cortebroeck, Vlaamse vaklieden die tot de high-society van de beeldende kunstenaars behoorden en van wie de werken door gegoede kringen werden gegeerd als waren het zeldzame museumstukken? Hij, Joris, een vermetele landschapsschilder, verloren gelopen in het manshoge koren waar Breugel feilloos zijn weg in gevonden had, haast verzopen in het water van de Vellekesbeek, drinkend en sjokkend door de dagen, ouder lijkend dan zijn leeftijd, met torenhoge schulden en geen sprankeltje hoop dat zijn expositie in ’t Sierlijke hem uit het slop zou halen. Hoe dan ook, hij werd prompt uitgenodigd voor een ‘praatje’ ten huize Plumot, en wie was Joris om deze mevrouw -een steenrijke weduwe, erfgename van een restaurantketen, kinderloos geworden, woonachtig in een dure villawijk -Driesstraat 48a– en die vanachter het stuur van haar Aston Martin plechtstatig naar hem wuifde- iets te weigeren?

 

Orgelpijpen van dienst en bespeeld door Bach legden een loodzwaar deken over zijn schouders. Na vijf minuten was hij nog droeviger dan hij zich ooit had kunnen voorstellen. Bij momenten sloot mevrouw Plumot even de ogen terwijl ze hem subtiel met een wijsvinger attent maakte op een niet te missen hoogtepunt in de cantate. Hij maakte dan van de gelegenheid gebruik om alle protocol betreffende het nuttigen van kwaliteitswijn in welgesteld gezelschap aan zijn laars te lappen en zijn glas Sancerre, keldergerijpt en twaalf jaar oud, in twee gulzige slokken naar binnen te werken. In gedachten zag hij Sofie stijlvol van haar glas nippen en de ogen even sluiten, niet om te genieten van Bach maar uit plaatsvervangende schaamte, zoals ze hem bezig zag. Doch hij weigerde te geloven dat Sofie zo een snob geworden was, en dus zat ze een volgend moment in haar werkkloffie naast hem in de lederen zetel, rook hij de geur van grond en zweet en stal, keken ze getweeën belangstellend door het ruime interieur, naar de wandtapijten met Afrikaanse taferelen, naar een manshoge Chinese vaas, naar de ruwe eiken balken in het hoge plafond en de enorme smeedijzeren luster die ongetwijfeld een ton woog; naar de vele schilderijen van d’Haeseleer en De Coster en Van Rees, naar de glazen kast met een verzameling beeldjes uit alle hoeken van de wereld, naar een bibliotheek van honderden boeken die een gehele wand in beslag nam, naar een cello op een staander in het midden van de salon als achtergelaten door een overhaast vertrokken kamerorkest, naar het feeërieke verlichtte terras en daarachter, als in een dal, het donker geworden landschap dat bij avond leek te gloeien door ontelbare lichtjes.

Mevrouw Plumot haalde hem uit zijn gedroomstaar weg door hem te vragen of hij van Bach hield? Dat speet hem, hij was geen kenner. Of ze zijn glas mocht bijvullen? Graag.

En dan, van het ene op het andere moment slaagde ze erin om hem helemaal te overdonderen en hem naar het pas gevulde glas te doen grijpen om de keldergerijpte twaalf jaar oude Sancerre ad fundum leeg te drinken. Niemand minder dan Sofie Pierens, internationaal provoost van de psychopathische schilderkunst, had haar terzijde gestaan in het uitkiezen van een bezield kunstenaar die de eer van haar ter zielen gegane kroost zou vereeuwigen. Het was voor Joris niet meteen duidelijk waarom mevrouw Plumot het al die tijd verzwegen had. Maar het deed eigenlijk niets ter zake. Feit was dat ze Sofie in New York had ontmoet tijdens een vernissage, waar naast vooraanstaand volk van diverse internationale kunstpluimage ook nog sterren uit film- en muziekwereld aanwezig geweest waren. Sofie had plannen om zich in de filmwereld te storten, was goede maatjes geworden met acteur Zivy Zovanov en actrice Marylin Krush, en regisseur Kent Tobiac. Zo wist mevrouw Plumot hem dat allemaal te vertellen. Zeg maar Madeleine. Het vroeg om een volgend glas, hetwelke Joris zichzelf inschonk. Meer wilde hij niet weten over het verhaal van Sofie; haar leven speelde zich nu in Amerika af, dat van hem hier. Hij gunde haar alle succes. Dat hij de wijn dronk als betrof het limonade sprak die onverschilligheid tegen, maar Madeleine liet begaan. De volgende morgen werd hij wakker tussen satijnen lakens, ontdaan van kleren en schaamte, met het gezang van een merel en het gebalk van ezel, en een lichtjes snurkende Madeleine naast zich.

 

â

 

Zijn expositie liep niet zoals verhoopt. Zijn zeezichten, stille wateren en taferelen met zich in het zweet werkende boeren op hun akkers waren duidelijk minder belangrijk dan de komst van een nieuwe en heldere ster aan het filmfirmament. ‘Miss Sofie Peers’ sierde de covers van weekbladen en glittermagazines, stralend poserend aan de zijde van iconen die in Hollywood gerijpt waren. Het schilderij, “Meisje zittend in gras aan oever Vellekesbeek” werd door Madeleine aangekocht. Het beeld hoefde niet meer, Joris had zijn taak volbracht. Meer nog, hij verzette zich niet toen de aantrekkelijke Madeleine zich als een spinnende kat tegen hem aan vlijde en hem tot ridder sloeg in de “orde van de bloesem”. De hartstochtelijke affaire die ze begonnen maakte wonderwel ook voor Joris de dagen de moeite waard om te beleven; zij vulde zijn gedroom naar betere tijden aan, en hij haar bed en eenzame momenten. Of ze voor elkaar geboren waren en de betere tijden zich zouden aangediend hebben viel een weinig later echter niet meer te achterhalen. Madeleine vertrok naar China alwaar het vliegtuig bij het inzetten van een nachtelijke landing tegen een berg vloog. Het nieuws haalde internationale televisiezenders. Er waren geen overlevenden.

 

 

Tot op de naad versleten dagen waren het voor Joris, gerafeld en vol met gaten. Het dak van zijn boerderijtje lekte, de voordeur knelde, de boomgaard stond te verwilderen, het fruit viel half rot van de takken. Het kon hem weinig schelen, hij speelde alleen nog Bach, of beter gezegd, Bach speelde voor hem. Herhalend. Joris gaf hem niet de kans om te pauzeren - om even van de wijn te nippen of een frisse neus te halen. Bach was trouwens de reden waarom Joris al weken zijn deur niet meer uitkwam en nog slechts zijn tijd aan drinken en schrijven besteedde. Joris weigerde zijn laatste lief gelijk te geven, degene die met slaande deuren uit zijn leven gestapt was en hem op de valreep nog gauw een groteske sukkel genoemd had. Wat wist zij ervan? Ze hield niet van Bach. De koeien wel. Hij meende ergens gelezen te hebben dat die rustiger werden en betere melk gaven met klassiek op de achtergrond.

 

 

 

Van kind naar ouder naar slachtoffer – door Joris Loofdael

Dinsdag 3 februari

 

Ofschoon er ook voor mij een tijd is geweest waarin ik mijn dagen beklaagde, waarin ik mijn omgevormde en zelfs vreemd geworden leven als uitzichtloos beschouwde, ben ik de confrontatie met mezelf nooit uit de weg gegaan. Nog steeds geeft dat spiegelbeeld me rake kletsen in mijn gezicht en kom ik tot de conclusie dat ik in wezen niet altijd de flinke jongen ben zoals ik die in de spiegel te zien zou willen krijgen. Er is dus nog werk aan de winkel: zeulen van bladzijde naar bladzijde in mijn levensboek - van nacht naar dag naar nacht. Gelukkig heb ik geen kinderen die mijn tijd en aandacht vragen en me daarmee in mijn zelfanalyse belemmeren; met een vader als ik zouden ze voor het overgrote deel van hun kindertijd een bordje met ‘NIET STOREN’ aan mijn deur gevonden hebben. Erg. Er zou een wet moeten zijn tegen dit soort mensen.

Is het verwonderlijk dat de jeugdcriminaliteit toeneemt? Heeft het niet grotendeels te maken met het feit dat jongeren de passieve rokers zijn van wat door ouders wordt gerookt aan pakjes tijdsgebrek? En is het niet zo dat ze al in een vroeg stadium met een schuld opgezadeld worden als zijn het lastpakken? De afschuwelijke gebeurtenis die zich in Ventekom heeft afgespeeld is een dramatisch keerpunt in het leven van slachtoffers en nabestaanden. Het medeleven van duizenden was roerend. Ouders trokken beschermend hun kroost wat dichter tegen zich aan met extra knuffels en aandacht. Het verantwoordelijkheidsgevoel bij mensen kreeg een enorme energiestoot. Het gaf me de indruk dat een samenleving voor de zoveelste keer uit een sluimerslaap werd gewekt. Het gebeuren gaf stof voor allerhande discussies, en één en ander leek voort te komen uit een vaag besef dat enkele belangrijke dingetjes uit het oog verloren waren.

Of in deze gehaaste, carrièregerichte en vooral egocentrische samenleving de behoeften van kinderen aan ouderlijke warmte en aandacht wel degelijk ingevuld worden is daarin een belangrijk gegeven. De vanzelfsprekendheid waarmee ouders hun kroost aan opvangmogelijkheden toevertrouwen stemt me al een tijdje tot nadenken. Vooral bij huwelijksproblemen of gescheiden relaties is dit een veel voorkomend geval, en bovendien hoeft het geen betoog dat kinderen in hun eerste levensjaren bijzonder gevoelig zijn voor wat ze al dan niet aan ouderlijke aandacht ervaren. Doch de gemiddelde peuter en kleuter brengt wekelijks meer uren door in een andere omgeving dan wat een vertrouwde omgeving zou moeten zijn, wordt voortdurend verpoot en krijgt daardoor amper de gelegenheid om zich in een vaste huiselijke sfeer te nestelen. Hebben ze wel een andere keuze dan zich naar dit beleid te schikken? Overdrijf ik wanneer ik stel dat er doorgaans amper wordt stilgestaan bij de gevolgen die zich op termijn bij kinderen kunnen ontwikkelen, zoals vervreemding?

Net zo drastisch en confronterend is de bedenking dat omwille van voorgenoemde redenen al in de eerste levensjaren een mechanisme naar een criminele ontwikkeling in gang gezet wordt. Toen ik deze bedenking aanvoerde in een gesprek met vrienden, van wie sommige kinderen hadden, waren de reacties verwonderlijk. Voor ouders blijft het evident dat het eigen kroost nooit overkomt, maar dat vind ik een naïeve veronderstelling en zeer herkenbaar als een vorm van ouderlijke zelfpromotie. Men schijnt zich er amper van bewust te zijn dat kinderen door een dergelijke zelfzuchtige ouderschapsvisie iedere dag aan vele risico’s worden blootgesteld. Als een relatie als gevolg van een kortsluiting in brand geraakt, ontstaat er meestal een machtsspel tussen de ouders dat moet analyseren wie er de pyromaan is. Ondertussen wordt er geen rekening gehouden met de derdegraads brandwonden van de kinderen. Kan men het hen dan kwalijk nemen wanneer ze op latere leeftijd hun resterende, intact gebleven huid met hand en tand verdedigen, door zich desnoods tegen de ouders te keren? Rebelleren, noemen ze dat. Maar ook in dat geval doen ouders er alles aan om hun huid te redden door zichzelf het slachtoffer te noemen en naar hun eigen brandwonden te verwijzen.

Ik hoor bij gelegenheid wel eens commentaren als heb ik als kinderloze vent geen recht om te oordelen over de opvoeding van kinderen. Alsof ouderschap een voorwaarde is om weet te hebben van pijnlijke kinderjaren.

 

â

 

En dan, plotseling, overleed Jeanine Verlee aan een hersenbloeding. Het nieuws bereikte Joris enkele dagen na haar begrafenis. Ze bleek echter gecremeerd en uitgestrooid op één van de velden. Dat bleek haar wens te zijn geweest. Begraven zou ze worden wanneer in het voorjaar het land werd geploegd. Toen hij op de Reigershoeve was om Willem en de kinderen zijn deelneming te betuigen ging het leven er verder, in geruzie. Willem gaf Sofie de schuld van alles - Jeanine had teveel ‘bezig gezeten’ met het gedoe van ‘dat stomme jong’ met haar Amerika en Japan en Australië. Sommige van de kinderen gaven hem gelijk, andere spraken dat volmondig tegen, met weer woordenwisselingen en hoog oplaaiende palavers en slaande deuren tot gevolg. Sofie, ‘ons madam’, was er geweest voor een laatste groet aan haar moemoe, maar ze had ne schop tegen haar kont gekregen - en dat ze hier niet meer binnen komt! Bij de klap waarmee Willem de deur toesloeg liet hij een machteloze Leen, de oudste zus uit Amsterdam, en een verweesd kijkende Joris in de woonkamer achter. De kerstboom in een hoek naast de teevee was eigenlijk van geen betekenis meer. Zelfs de kleurige ballen en de zilveren en gouden slingers en de beeldjes in de kerststal leken zich bij de toestand ongemakkelijk te voelen en weer te verlangen naar de kartonnen doos waarin ze een jaar lang opgeborgen bleven.

 

Op de miserie! Op de miserie! Het was al bijna middernacht toen Willem bij hevige sneeuwval het erf op sukkelde, ladderzat en roepend voor wie het horen wilde, schuivend en waggelend en vallend in de sneeuw, en proostend naar ‘...de stomme vlokken die Jezeke uit zijn beddeke schudde om de mensen te kloten! Men had die smeerlap beter verzopen!’

Het kerststalletje had hij in frutten geslagen en de beeldjes in de stoof gesmeten. ‘...op de miserie! Vuile varkens!’

De kerstboom hadden de kinderen op het nippertje van de vernieling gered, uit respect voor moemoe, want ieder jaar had ze de kerstboom versierd, zoals ze nog gedaan had kort voor ze voorgoed was weggegaan.

 

â

 

De dagen werden aan elkaar geregen tot weken waarop Joris op en neer deinde als op woelige golven waar zijn gemoed zeeziek van werd, en bereikten uiteindelijk de lente. En het was bij de aanvang van die lente dat zijn droom die hem als een baken op koers had weten te houden, finaal aan gruzelementen geslagen werd. Het weekblad dat hem het nieuws bracht was de sloophamer. Het nieuws werd nadien op de Reigershoeve bevestigd. Sofie Peers kondigde haar huwelijk aan met Leever Grune die haar tegenspeler was geweest in de film The Mental House die net afgerond en door de pers met lof onthaald was.

‘Ze moesten dat jong aan een leiband leggen,’ was Willem zijn enige commentaar. Het viel Joris op hoe oud hij plotseling geworden was. Van zoon Karel kreeg hij te horen dat Willem zich van de boerderij niets meer aantrok en hele dagen op zijn duivenkot zat. Om dan bij het invallen van de avond weer tevoorschijn te komen en wiegelwaggelend naar het woonhuis te strompelen en voor de teevee in slaap te vallen.

Sinds Jeanine er niet meer was omringde Willem zich van een niet te doordringen bolster. Enkel bij zijn duiven voelde hij zich goed en vond hij begrip. Een reis naar Lourdes zoals Jeanine die al geruime tijd had willen maken, dreef hem tot vurige woede: ‘Maria en Bernadette zijn verdomde schijnheiligaards die aan het hoofd staan van een bende bandieten.’ Ze konden zijn kloten kussen. Alle predikers en roddelaars konden dat. Hij veranderde van partij en stemde bij de gemeenteraadsverkiezingen ronduit voor de socialisten.

 

Joris’ bezoekjes aan de Reigershoeve namen mondjesmaat af. Hij kreeg een hekel aan het platteland en de verzen van Vallaar Semmerinck die het als ‘peis en vree’ betuttelde. Hij wantrouwde de boer die zijn grond ploegde en was het volstrekt oneens met Zjef Vanuytsel die den buiten als d ’oneindige rust bezong waar ook Joris diep onder het loof verscholen of tussen de rozen liggend en ver en veilig geborgen voor het ritme van de zotte morgen, zijn roes kon uitslapen. Zjef was een dwaas. Onder het goudgele koren en de bewerkte akkers lag verdriet en ellende verborgen, en elke zandweg langs de flanken van de heuvels leidde naar een drama.

Joris kon zich niet van de indruk dat Sofie ergens ter hoogte van Parijs iets beangstigends in haar leven had opgemerkt. Hij dacht aan de woorden van Rudolf; het leek alsof hij had gewaarschuwd voor het doemscenario van de hooizolder.

 

×
SERVICE
Contact
 
Vragen