Titus van Delwijn ontwaakt maanden na een auto-ongeluk uit een coma en ontdekt dat zijn geheugen is gewist. Er resten hem slechts enkele verwarrende herinneringen aan zijn vroege jeugd en vooral aan de vakanties bij zijn opa op het platteland.
De dagen zijn gevuld met therapie en het zoeken naar antwoorden: waarom verkocht hij kort voor het auto-ongeluk zijn kapitale pand in Amsterdam om in een Gelders gehucht een eenvoudig rijtjeshuis te betrekken? Wat was de aard van zijn relaties met de vrouwen in zijn leven? Zo zijn er tal van raadsels die hij een voor een oplost. Titus herontdekt zichzelf en is niet ontevreden.
Maar de nachten zijn gevuld met visioenen van demonen, wanneer ht bontgekleurde beest hem terugvoert naar zijn jeugd en in verontrustende beelden laat zien wat er toen allemaal is voorgevallen. Als peuter was Titus getuige van een gruwwelijk incident en nu blijkt Titus toch niet de man te zijn die hij dacht te zijn. Niets is wat lijkt.