Fragment
“Heer Doran heeft elf stemmen, heer Olrik tien stemmen. Heer Doran is de nieuwe heer van Davi!”
Er ging een voorzichtig gejuich op onder de aanhangers van Doran., maar toen sprong Olrik naar voren.
“Leugens! Allemaal leugens! Ze hebben de verkiezingen van ons gestolen! Fraude! Ik ben de echte heer van Davi!”
De kreet werd door honderden op het plein overgenomen. Iemand riep: “weg met de kiezers!” En de menigte drong op naar het paleis. De ingang werd bestormd en mensen klommen tegen de muur op naar het balkon.
“Roep ze terug, Olrik,” beval Marchaval. Dit wordt een bloedbad.”
“Ik kan hier niets aan doen, Sire,” zei Olrik spottend grijnzend. “Het volk heeft gesproken.”
Tarawan drong naar voren met getrokken zwaard, maar Marchaval hield hem tegen.
“Nee, Tarawan, niet zo.”
Capelle maande intussen iedereen naar binnen. Tanocha gaf een sein aan zijn mannen om het plein schoon te vegen. In de gang bleven ze even wachten, maar toen klonk er rumoer. Beneden waren gewapende mannen het paleis binnen gekomen en bestormden nu de trap. Marchaval, Tanocha, Tarawan, Sintowan, Valadin en Capelle stonden bovenaan aan de trap en wachtten rustig af.
×