Fragment
Was het experimenteel? Ja.
En, moest Thom toegeven, dat maakte het best spannend.
Was dat het waard? JA. De voorbereiding, de spanning, de risico’s, het achterlaten van het alternatief en boven alles: het doel, de grootste JA die hij kon bedenken.
Smakkend, in de hoop de vieze smaak sneller uit zijn mond te krijgen, liep Thom naar het raam en keek tussen de omlaag rollende regendruppels naar buiten. In de verte zag hij nog net de contouren van het grote jacht buiten de haven voor anker liggen.
Hij haalde eens diep adem voordat hij zich omdraaide en naar de wastafel in de hoek van de kamer liep. In de spiegel boven de wastafel bekeek hij zichzelf. Hij zag er moe uit, gespannen. Met beide handen steunend op de porseleinen rand van de wastafel, bleef hij hangen bij de blik in zijn ogen, ogen die donker en intens terug bleven kijken. Door het slechte weer was het buiten eerder gaan schemeren en daardoor binnen snel donker geworden. Om meer licht op te kunnen nemen, waren zijn pupillen vergroot en hadden zijn irissen zich samen getrokken tot smalle lichtblauwe randen, waardoor zijn ogen donkerder leken dan anders.
Hij voelde de spanning die van zijn gezicht was af te lezen en ondanks die spanning zag hij zichzelf glimlachen en glimlachte hij zelfverzekerd terug. Het beviel hem wat hij zag, hij zag hoop en vastberadenheid.
Langzaam boog hij naar voren, dichter naar zijn eigen spiegelbeeld toe, tot de neuzen elkaar bijna raakten. Hoe dichterbij hij kwam, hoe groter zijn ogen werden en hoe meer hoop en vastberadenheid hij zag. Zodra zijn neus zachtjes de spiegel raakte, liet hij zijn voorhoofd tegen de spiegel rusten en sloot hij zijn ogen.
Zou het al werken?
Hij voelde nog niets, niets anders dan anders. Hij wist dan ook niet welk gevoel hij kon verwachten.
Hij deed een stap naar achteren om zichzelf nog een keer helemaal te bekijken, nog een laatste keer.
Weer zag hij zichzelf glimlachen. Een leuke lach en als vanzelf glimlachte hij net zo leuk terug.
Het is leuk om te glimlachen, dacht hij. Dat zouden mensen vaker moeten doen.
Hij liep terug naar de tafel en pakte het kistje met de fluwelen binnenkant, deed het terug in de oorspronkelijke verzend-verpakking en gooide het in de vuilnisbak. Hij hoefde straks niet te weten dat dat kistje er was geweest, ook al zou hij waarschijnlijk de hele tijd bij bewustzijn blijven.
Bewust bij bewustzijn zijn. Bij welke dan ook.
Hij pakte zijn glas, vulde het opnieuw met water, nam het mee en zette het op het tafeltje. Met een zucht liet hij zich in de versleten, maar comfortabele leren stoel ploffen en sloot hij zijn ogen.
Nu was het afwachten, afwachten of het wel zou werken. Het was nu nog maar even en die verschrikkelijke avond zou niets meer zijn dan een nooit gedroomde nachtmerrie. Nog even en hij zou niet eens meer weten wat hij had doorgemaakt.
Nog even en hij zou weer gelukkig zijn.
Eindelijk.
Samen, met haar, net als in die andere nu.
Nee.
Niks andere.
Deze.
Deze nu.
×