Fragment
Dit is een gedeelte uit het jaar 1694:
Verbaal van het gebesoigneerde der heeren gecommitteerden over
de comptable ontfangers etc. etc. op den 22 ende 23 junii 1694.
Verbaal van het gebesoigneerde door die welgeboren heeren amptman ende gecommitteerden uijt den adelicken gerichte van Nederbetuwe, Ottho van Wijhe, Heere tot Echtelt, ende Arndt Jan Vijgh tot de Woert, mitsgaders Johan van Lidt de Jeude schout ende schepen der stadt Tiel specialick daartoe gecommitteert in gevolge de resolutiën commissoriael op de amptssettingen den 22 ende 23 junii 1694.
Den 6 julii 1694 welgemelte heeren amptman ende gecommitteerden binnen Tiel gecompareert sijnde uijt hoofde als voorschreven hebben, om de reeckeningen der comptabile ontfangers ende wel eerst van den borgermeester Jacob Cock in qualite als ontfanger van de hoofden- ende cribbenpenningen ordentlick te verhoren ende sluijten, verstaan dat alvorens door den landtschrijver soude worden opgesocht de praecise daegen van de negotiatiën der capitalen door wien de penningen sijn geschoten, op wien veraliëneert ofte getransporteert ende op wat resolutiën genegotieert. Waerop het resolutieboeck bij sijn edele nagesien ende doorsocht, ook hetselve in de vergaderinge geproduceert sijnde, is naar bevindinge een lijst van de lopende obligatiën geformeert met expressie der eijgenaren namen, oock eenige verwisselingen ende veranderingen derselver om die van tijt tot tijt te suppleren ende voltrecken.
Voorts getreden sijnde tot het examineren van de reeckeninge door doctor Jacob Cock in qualite als ontfanger van de hoofden- ende cribbenpenningen over den jaere 1684 ingedient. Wierdt bevonden dat den rendant tegens den titul van sijne reeckeninge menichte van posten ende quitantiën inbracht van gedane betalingen over het volgende jaer van 1685, waardoor also confusie moste ontstaan vermits de verandtwoordingh van het jaer 1685 door den scholtus Cock als gesuccedeerde ontfanger stond te geschieden. Hebben haar welgeboren met het afdoen derselver reeckeninge moeten stilstaan tot de vereijschte ende noodtsaackelicke veranderingh bleeck. Welck vertoont sijnde, is voort daarover gebesoigneert ende deselve gesloten als onder de reeckeninge te sien. Waarbij sijn edele schuldigh blijft een somme van vier hondert vier en sestigh gulden seven stuijvers.
Mede geëxamineert sijnde desselfs reeckeninge over de resterende 22 stuijvers per mergen is bevonden dat opgemelte borgermeester Cock, als den ontfanck daarvan hebbende gehadt, bij het slot sijner reeckeninge schuldigh blijft een somme van vier en dartigh gulden achtien stuijvers vier penningen.
Verder gebesoigneert sijnde over het request van Antonij Peters qualitate qua wierdt desselfs pretens niet genoeghsaem geverifieert bevonden. Maar dewijl het evenwel notoir was dat de onmundigen iets aanquam ende bijgevolgh eenige penningen toegeleijt behoorden te worden, is geresolveert dat met denselven so doenlick sal worden geaccordeert ende daarbij bedongen dat het gelt, t welck hem mochte worden toeërkent, wederom (indien het bij de volle vergaderinge wierde goedtgevonden) tot vervolgh van verdere wercken mochte worden aangeseijt.
Den 19 dito.
De reeckeningen van den scholtus Cock voorgebracht sijnde, heeft men deselven buijten gewone form en sodanigh aan den anderen geattacheert bevonden dat deselven van jaer tot jaer niet konde worden onderscheijden. Wienvolgens hem geordonneert is sijne reeckeningen in te trecken ende den ontfanck en uijtgaaff van ider jaer sodanigh te dresseren dat deselven distinctelick konde worden gehoort ende in 't toekomende facielder gesloten. Sullende tot dien eijnde in het vervolgh geen quitantiën worden geaccepteert die meer betaelingen dan van een jaer behelsen.
Is mede in bedenckinge genomen of niet na desen in het hooft van de reeckeningen in plaats van "gelick aan amptman en jonckeren kennelick" gehoorde te worden gestelt "in gevolge de bijgaande repartitie".
Ende de dorperen aangeschreven dat sijluijden sullen hebben over te leveren een pertinente lijste van de mergentalen om de uijtschrijvinge daarna te formeren.
Op request van doctor Antonis Foijert is verstaan bij praeadvis dat de verdiensten in saacken voor desen Ampte gemoveert tegens de erfgenamen van den gewesen ontfanger Johan de Cocq van Oppijnen ende vervolgens tegen Margareta Vissers behoorden te worden gevonden uijt de effecten van denselven boedel ende waarin bij de eerste gerichtsdagh staat gesententieert te worden. Ende in saacke tegens de vrouwe douagiere van Goltstein ende de heere amptman Bodeck dat die mede behoort te verblijven tot den boedel van Goltstein. Voorts dat de resterende verdiensten vermeijnt worden met sijn ordinaris tractement voldaan te sijn. Ende bijaldien sijn edele nogh iets mochte aankomen sedert de resolutie genomen op de uijtsettinge in den jaere 1686, dat hetselve soude moeten gevonden worden uijt de coopspenningen van den Huijse Tedinghsweert geprocedeert. Van welckers staat ende gelegentheijt bij de naaste uijtsettinge openingh sal worden gedaan.
Verder geëxamineert sijnde de borghtocht door die welgeboren vrouwe douagiere de Cocq van Delwijnen gepresteert voor desselfs soon de heere ontfanger Johan de Cocq van Delwijnen is bevonden dat die gepasseert is den 12 junii 1686 ende dat voor desselfs ontfanck over 1684 ende vervolgens, welcke borghstellinge geregistreert is den 10en martii 1693. Ende dewijl deselve maar was vervattende een generael verbandt wierdt in overweginge genomen of die acte wel bestendigh ende sufficent mochte wesen dan of haar welgeboren niet naerder en speciaalder haere goederen behoorde te verbinden.
Is alvorens aan den landtschrijver geordonneert ten prothocolle na te sien off haar welgeboren goederen sedert de registrature der borghtocht oock beswaert sijn ende voorts van alle gerealiseerde ende geregistreerde lasten een pertinente lijst te maacken om sigh daarna te reguleren.
De heere Johan de Cocq van Delwijnen als een mede comptable ontfanger tot nogh toe tegens de genomene resolutie op de laast gedaene uijtsettinge niet overgelevert hebbende sijn reeckeningen van ontfanck ende uijtgaaff der amptslasten wierdt den landtschrijver geordonneert sijn welgeboren hetselve noghmaal aan te schrijven ende dat voor eerstkomende maandagh over 8 dagen.
----------
Den 20 augusti [1694].
Welck aanschrijvens gedaan dogh niet gepareert sijnde, vonden haar welgeboren sigh vooreerst gestremt in haere besoignes dewijl de cours van reeckenen vereijschte dat de heere Johan de Cocq van Delwijnen sigh alvorens verandtwoorde eer den ontfanger Dijckmeester, die naderhandt eenigen tijt de administratie voor sijn welgeboren heeft gehadt, daartoe konde worden geroepen ofte geadmitteert.
Ende hebben haar welgeboren doen ter tijt voorgenomen de reeckeningen van de brandtschat door den landtschrijver Johan Foijert overgelevert. Dewelcke geëxamineert sijnde, wierdt geoordeelt dat deselven behoorde te worden geredresseert ende de capitalen ende uijtgesette interessen in een massa opgegeven ende bewesen door de cedullen, dewelcke dienen sullen voor ontfanck.
----------
Den 11, 12 en 13 septembris.
Amptman ende gecommitteerden wederom bij den anderen gekomen sijnde, hebben hervat de reeckeningen door den landtschrijver Johan Foijert wegens de ostagiepenningen een- ende andermael overgelevert. Ende deselven laeten verblijven bij de verbaelen der uijtsettingen daervan gehouden, waerbij de verandtwoordingen waeren consterende door eijgenhandige aanteijckeningen van den overleden landtschrijver bij ende op de settingen gedaan.
Ende dewijl de heere Johan de Cocq van Delwijnen alnogh was in gebreecke gebleven van het indienen sijner reeckeningen ende dat daardoor meerder confusie te verwachten stondt, is geresolveert dat sijn welgeboren sal worden aangeseijt om op den eerstvolgende sondagh te doen publiceren dat een igelick die vermeijnt van sijn welgeboren iets uijt de amptslasten te eijschen of vorderen te hebben hetselve binnen ses weecken ten comptoire van den landtschrijver sal hebben over te leveren, opdat den achterstant van desselfs ontfanck mochte bekent worden.
Ende bijaldien sijn welgeboren daarin mochte difficulteren dat hetselve alsdan door den landtschrijver soude geschieden op den naam van amptman ende ridderschap, mitsgaders de stadt Tiel.
Waarover sijn welgeboren door den landtschrijver begroet sijnde, is ingewillicht dat de publicatie op sijnen naam soude gaan. Gelijck oock vervolgens geschiedt is.
Ende dewijl door het niet overleveren van desselfs reeckeningen alle de gedaene settingen moste worden doorsoght om naukeurigh te weeten wat in desselven sijn welgeboren om in te vorderen ende verandtwoorden was uijtgeset ende wat resolutiën dienaangaande genomen, is ten respecte van sijn welgeboren achterstant omtrent de ses duijsent gulden capitael met den interessen van dien voorheens uijtgeset ten behoeve van Tijnagel ende Bacxcamp kinderen ende wat verder ontbetaalt soude mogen staan, geoordeelt dat in gevolge de resolutie op de laatste settinge genomen daartoe sal worden versocht een advocaet om de suijveringe door middelen rechtens te eijsschen op de heere Cocq ende desselfs borge.
Waartoe geëmploijeert sal worden doctor Antonis Foijert onder bedingh dat geen extrajudiciële costen off salaris sullen worden geëijscht tot laste van den Ampte.
Verder is getreden tot het verhooren van de reeckeningen der hoofden- ende kribbenpennigen overgelevert door den scholtus Berndt Cock van den jaere 1685 tot 1690 inclus , waerbij denselven schuldigh blijft vermogens de sloten een somme van een duijsent negen hondert vijftigh gulden vier stuijvers.
Oock is geëxamineert ende gesloten de reeckeningh van den amptslasten over den jaere 1687 door Dijckmeester overgelevert, waarbij denselven toonde ses gulden ses stuijvers meer uijtgegeven dan ontfangen te hebben, dewelcke den rendant aankomen voor het opstellen ende dubbleren sijner reeckeningh.
Is voorts verstaan dat den scholtus Cock sal hebben te verveerdigen sijne verdere reeckeningen over 1691 ende 1692 ende die binnen 14 daegen ten comptoire van den landtschrijver overleveren.
----------
×