Fragment
Dit is een gedeelte uit de zitting van 20 juni 1622:
#Aenspraeck#
Idem spreeckt aen mit recht tuschen pandongh ende pandtkerongh Ghijsbert Huijberts voor XII gulden hercommende deels van verteerde costen ende deels van des landts middelen ende oock van verdient loon, ter goeder rekeningh, ende voor den schaden mit recht. Ende bedinght hiermede sijn wacht etc.
#Aenspraeck#
Claerbert de Jongh, als gemachtichde van de eerwaerde ende weledele heeren jonckher Johan van Boeckholdt, domheer des Stiffts Ludick, spreeckt aen mit recht tuschen besatongh ende ontsatongh Cornelis de Jongh der rechten doctor, als gestelde curator over den boedel van Balthazar van Rossum, ut in scriptis.
Ad proximam.
Aerdt Roeloffsen Suer, woonende tot Avesaet, heeft in iudicio overgegeven ende belooft te betalen Peter Thijnagel ende Anneken Tijnagels 't geene daervoor hij van denselve op huijden is aengesproken, mitte costen van rechten, een maendt voor Victoris naestcommende. Bij faulte van dien alle zijne goederen daervoor te wesen verwonnen ende deselve pennonghen daeraen met coopbiedonge te verhalen. Daervan hij comparant sich alsoo betuijcht gegeven heeftt.
#Duplicq#
Cornelis de Jongh der rechten doctor, als curateur van den desolaten boedel wijlen Balthazar van Rossum, verweerder contra joffrouw Margarete van Boeckholt, weduwe van Rossum, eijschersche, ut in scriptis.
#Oordel#
Johan de Cock van Oppijnen tot Avesaet.
#Duplicq#
Cornelis de Jongh, in qualite voorschreven, heeft sekere duplicq tegens Everardt van Stavorden, der rechten doctor, aenlegger, ut in scriptis.
Gesien den eijsch van twaelff carolus keijsersgulden, goedt van golt ende gerecht swaer van gewichte, binnenjaersche rente ende van twee achterstedige jaren van dien bij Johanna Schullen, weduwe van zaliger Jacob de Haes, eijschersche tegens Willem Suirmondt verwerder gedaen ende 't andtwoordt van den verweerder, 't gericht gelet op den teneur van den rentebrieff, uut crachte van dewelcke wordt geageert, daerop nagesien 't placcaet van de Landtschap den 17en novembris 1602 op den valeur van den gelde gemaeckt, condemneert den verweerder de geëijschte renten aen de eijschersche te betalen, te weten voor den carolusgulden voorschreven eenen gulden ses stuvers thien pennonghen, ende compenseert der costen.
#Duplicq#
Cornelis de Jongh der rechten doctor, gestelde curateur over den desolaten boedel van Balthasar van Rossum, als verweerder persisteert bij andtwoort in plaets van duplicq tegens capiteijn Walsdorffer eijscher.
#Oordel#
Heese.
In den processe voor desen gerichte geïnstitueert bij Jan Jacobsen van Venraij, als gemachtichde van sinjeur Theodore de Marselle voor hemselven ende als man ende momber van joffrouw Anthonetta Schagen sijn huijsfrouwe, eijscher ter eenre ende joffrouw Margareta van Boeckholdt, weduwe van wijlen Balthazar van Rossum, originele verweerdersche ende na vervolcht bij Cornelis de Jongh der rechten doctor, als van den edele Hove van Gelrelandt gestelde curateur over den desolaten boedel van den voorschreven Rossum, ende alsulcx nu verweerder ter andere zijden, gesien de besatonge, aenspraeck, andtwoort, replicq ende duplicq mitte bewijsstucken daerbij overgelevert, 't voorschreven gericht op alles daerop te letten stonde gelet, doende recht, verclaert bij den eijscher een goede besaet ende daertegens een quade ontsaet gedaen te sijn.
't Gericht gehoort de questie van Alardt Fredricksen, als maender van de defecten ende amptzschulden lest op Avesaet uutgeset, eijscher eens ende Gerridt Hueff, beclagende bij de voorschreven uutsettonge beswaert te sijn, verweerder anderdeels heeft gecommitteert ende geauctoriseert jonckheren Johan de Cock van Oppijnen tot Avesaet ende Wilhem van Heese, om binnen den tijdt van veertien dagen 't different te verhooren ende 't selve te liquideren mit frundtschap. Soo niet, sullen oer edelen in der sake doen ende uutspreken na rechts behooren, welcx van alsulcke weerden wesen sal, off 't selve bij 't gericht gedaen waer.
In de sake van joffrouw Anna van Gent, soo se procedeert, eijschersche ter eenre ende joffrouw Margareta van Boeckholdt, weduwe van, van wijlen Balthazar van Rossum, origiele verweerdersche ende na vervolcht bij Cornelis de Jongh der rechten doctor, als gestelde curateur over den desolaten boedel van den voorschreven Rossum, ende alsulcx nu verweerder ende excipiënt ter andere zijde, gesien d' aenspraeck, exceptie, replicq ende duplicq daerop gevolcht mitte hetgeene daerbij overgelevert, 't gericht op alles gelet, admitterende d' exceptie ende doende recht ten principalen verclaert d' eijschersche ende geëxcipieerde, soo se procedeert, niet ontfanckelick ende condemneert deselve in de costen tot taxatie des gerichts.
Johan van Meerten constituit voor den heeren amptman etc. Cornelis Seldents in omnibus ad lites sub stilo communi cum ratificatione . Actum voor gerichtzluijden Thoenis Jansen ende Dirrick Otten den IIIIen martii 1622.
×