Fragment
Dit is een gedeelte uit de zitting van juli 1594:
#Voerordell#
Lubbertt van Bemmell habett voerordell tuschen Hanrick Wijnants, volmechtich van Philips die Ghier, und die Heer van Varick.
#Voerordell#
Johan van Wijnssen habet ordell tuschen Matthijs Jacopsen, volmechtich van Wessel van den Laewick, Heer tot Geldermalsen, aen een und Lubbert van Bemmell.
#Ordell#
Derick die Kock habet ordell tuschen Baltus van Niell und Hanrick Dericksen.
#Wacht#
Jasper Jacopsen wacht Peter Verwoirdt.
#Ordell#
Die Heer van Varick habet ordell tuschen Johan Koenen, volmechtich die gemein presentiheeren bijnnen Tijell, und Otth Thoenis Huijgens.
#Voerordell#
Wijnssen habett ordell tuschen Johan Koenen, volmechtich vurschreven, und Lubberth van Bemmell.
#Ordell#
Otth van Wijhe habet ordell tuschen Jasper Jacobsen eijscher und Peter Verwordt verwerder.
Matthijs Jacobsen, als gemachtichde buijrmeijster ende gemeijn nhabueren van Avesaeth, spreckt aen mijtt recht tuschen peindongh und pandtkerongh Hanrick Voss van Avesaet voer vijff gulden twee stuver acht pennongen, und noch voer twee gulden XV stuver uijt saeke van die Nijmmechsche contributie offte verdinge gevallen, bij die bij nhabueren up credit gelicht und upgenhamen, avermidts men dieselve tijt die geërffden end nhabueren nieth en kondt erlangen, und voer tien gulden die hij daerbij to schaeden kompt und voer den schaeden van rechten.
#Voerordell#
Die Heer van Varick habet ordell tuschen Christiaen van den Steenhuijs und Johanna Joppen cum suis.
#Afdoenongh#
Wiesen die ridderschappen ten voerordell voer recht tuschen Herman Cornelissen, als volmechtich jonffer Frederica van der Horsth, up sijn bedongen om drie exceptiones tuschen inleijdongh und uijtleijdongh contra Jacob van Bilant, volmechtich van Ottho van Rossem Zweersen, to genieten, datt die vurschreven verwerder, so hij die toe goeder tijtt bedongen, datt hij dieselve genieten sall.
#Afdoenongh#
Wiesen die ridderschappen voer recht tuschen Baltus van Niell aenlegger ter eenre und Hanrick Dericksen verwerder anderdeels, also bevonden wordt hetselve goith und onderpant lehengoith t' wesen, daer die aenlegger up sprekende is, und dieselve renth nieth mijtt consent des lehenheeren daeruijtt gevesticht to sijn, datt bij den aenlegger gedaen een onrechte pandongh und bij den verwerder een rechte pandtkerongh. Condempnerende den aenlegger in die kosten pro rato.
#Petit copiam, habet litteras #
#Afdoenongh#
Wiesen die ridderschappen ten voerordell voer recht tuschen Hanrick Wijnants, volmechtich van Philips die Ghier, aen een und Jacob van Bilant, volmechtich des Heeren van Varick, nadem datt die Heer van Varick toe goeder tijtt voer den aensprake niet gesuijvertt, datt sijn edele deser reijs niet ontfanckelick.
Die Heer van Varick hefftt vorts die banck gesuivertt.
#Ordell, affdoenongh#
Wiesen die ridderschappen [ten voerordell voer] recht tuschen Matthijs Jacopsen, volmechtich Herbert van der Laeuwick, aen een und Herman Cornelissen, volmechtich van Lubberth van Bemmell, anderdeels, nadem datt na dato der aenspraeck noch twee gerichtzdach voerbij gelopen, datt die verwerder gehalden sall wesen antwordt to geven.
#Afdoenongh#
Wiesen die ridderschappen ten voerordell, datt Johan die Hues aenlegger aen een und Huijbertth Petersen verwerders anderdeels, datt parthijen tuschen dit und den naesten gerichtzdach mijtt malckanderen in frundtschappen verdraegen sullen. [So] nieth, datt alssdan daerinne gedaen sall worden men bevinden sullen to behoren.
Herman Cornelissen, als volmechtich van Lubberth van Bemmell, hefftt belaefftt tuschen dit und den naesten sijn duplicq inbrengen sall up versteck.
#Voerordell#
Berndt van Weess habet voerordell tuschen Matthijs Jacobsen, volmechtich die gemeijn nhabueren van Avesaeth contra Hanrick Voss.
#Affgedaen#
#Ordell#
Derick die Cock habet ordell tuschen Hanrick die Jongh vanwegens sijns sohens und Adriaen die Vriess vanwegen sijn sohens.
#Ordell#
Bemmell habet ordell tuschen Johan die Roever und Johan Theussen, als verfangende Otto Thoenis Huijgens.
#Affgedaen#
#Ordell#
Weess habet ordell tuschen Matthies Jacobsen, volmechtich van die buijrmeijsteren und nhabueren van Avesaeth und Hanrick Voss.
#Affgedaen#
#Ordell#
Brakell habet ordell tuschen Lubbertt van Bemmell aen een und Matthijs Jacopsen, volmechtich van Anna Vermolen und Jorden Ottensen.
#Affdoenongh#
Wiesen die ridderschappen voer recht tuschen Jan die Roever aenlegger ter eenre und Johan Theussen, als verfangende Oth Thoenis Huijgens, verwerder anderdeels, datt die aenlegger in sijnen eijsch niet ontfenckelick. Condempnerende denselven in die kosten pro rato.
#Petit copiam#
#Antwordt#
Matthijs Jacopsen hefftt sijn antwordt ingebrocht, als volmechtich van Anna Vermoelen und Jorden Ottensen, contra Lubberth van Bemmell pro ut in scriptis.
Ordonneren die ridderschappen in saecken Hanrick die Jongh und Arijen die Vriess, datt parthijen ider den inleggen sullen tot consultatiegelt drie daller, om sich tuschen dit und den naesten gerichtzdach daerup to beleren.
×