Fragment
Een gedeelte uit het jaar 1804:
Extraordinaire gerigtelijke vergadering gehouden in de ambtskamer te Tiel op dingsdag den 17e januarij 1804.
Praesentibus: ambtman Samuel van Lijnden, Johan Diederik van Leeuwen, Roelof Cornelissen van Maurick, Dirk Jacobus van Dam, Cornelis van Wijk, Adrianus Johannes Hogendijk van Domselaar, Maurits de Bruin junior, landschrijver Dijckmeester.
De ambtman de leden deze vergadering composerende voor hunne tijdige en goedwillige comparitie bedankt hebbende, heeft vervolgens voorgedragen, dat meester Jacob Diederik van den Steen zijne dimissie als lid van dit gerigt verzogt en bekomen hebbende door het Departementaal Bestuur van Gelderland bij resolutie van den 17e september laatstleden in desselvs plaats was benoemd en aangesteld de burger Adrianus van Riemsdijk junior. Dat hij wijders bij gemelde resolutie was geauthoriseerd om voornoemde Adrianus van Riemsdijk in opgemelde qualiteit in eed te neemen en in functie te stellen, dog daaraan niet had kunnen voldoen, vermits dezelve gedeclareerd had in dit Ambt niet gegoed te zijn ter waarde van tien duizend gulden, welke gegoedheid nogthans bij het 124 articul van 't Departementaal Reglement met opzigt tot de leden dezer vergadering wel uitdrukkelijk wordt gerequireerd. Dat egter alvorens hiervan aan het Departementaal Bestuur berigt te geven hij vermeend had het gunt voorschreven ter kennisse van deze vergadering te brengen en de leden te verzoeken hunne consideratiën deswegens aan hem te communiceeren. Waarop dezelve eenparig hebben gedeclareerd de genomineerde perzoon hun ten hoogsten aangenaam te zijn, dog tegelijk te penetreeren de zwarigheeden om denzelven als lid van deze vergadering in eed te neemen en mitsdien ten deezen opzichte met den ambtman in een gevoelen te verseeren.
Op requeste van Jacoba Willemina de Ven, weduwe en boedelhoudersche van wijlen Jacobus de Jong, wonende binnen Tiel, als moeder en legitime voogdesse haarer minderjarige zoon met wijlen haar gezegde man in egte erwekt, met name Willem de Jong, geevende daarbij te kennen, dat suppliante, in gemeenschap met haar gemelde kind, van de heer Peter van Galen, mede te Tiel wonende, had aangekogt een huis en erve staande en geleegen in de Westluidensestraat binnen de stad Tiel, aan de eene zijde Pitlo en aan de andere zijde Dirkse, ofte wie etc., en dat voor een somma van f. 1650-:-:. Dat suppliante, tot voldoening dier koopspenningen geen gelden voorhanden hebbende, te raden was geworden een stuk haarer in gemeenschap beseeten wordende ongereede goederen te verkopen en daartoe het beste en geschikste geoordeeld had ongeveer vier morgen land in de Bredematen met de halve Broeksteege aan 't Middelpad onder Rijswijck, ten einde uit de koopspenningen daarvan te provenieeren of voor zo verre dezelve strekken voorgemelde f. 1650-:-: te betalen. Dan vermits zodane aliënatie voor zo verre de gemelde minderjarige aangaat buiten consent van dit landgericht als territoriale oppermomboiren niet mogte geschieden, zo versogt suppliante, dat dit gericht, voor zo verre den minderjarigen aangaat, geliefde te verleenen consent om 't meergemelde land te mogen verkopen en daarvan na costume locaal aan den koper transport te doen.
Heeft het gericht het versoek van suppliante, bij dezen requeste gedaan, geaccordeert en dezelve tot de gelibelleerde verkoping geauthoriseert, mits de penningen ten meesten voordeelen van den onmundigen geëmploijeert worden.
Ingekomen de requeste van Janus Hak, wonende te Hagesteijn, in qualiteit als oom en door den gerechte der hooge en vrije heerlijkheid Tienhoven in den jaare 1790 met en benevens Cornelis Hak (thans overleeden) aangestelde voogd over de minderjarige kinderen van wijlen Arij Hak bij Neeltje Hak in echte verwekt, daarbij te kennen gevende, dat onlangs onder 't kerspel Asch was overleeden des suppliants pupillen grootmoeder Agneta van Renswoude, weduwe van Cornelis Hak, nalatende voor haare eenige en universeele erfgenaamen voor ⅓ portie de voornoemde onmundige kinderen. Dat wijders suppliant qualitate praedicta benevens de verdere erfgenaamen genoodzaakt waren geweest om zekere drie morgen weijland gelegen onder Ravenzwaaij te verkopen, ten einde uit de penningen daarvan provenieerende de schulden des boedels te betaalen en den boedel te brengen tot liquditeit. Dat nogthans zodane verkoop ten reguarde der onmundigen buiten kennis en goedvinden van 't gerigt niet valide konde geschieden. Versoekende suppliant dienvolgens, dat het gericht gemelde verkoop, voor zo verre de portie der in deze gemelde onmundigen aangaat, geliefde te approbeeren. Meede geleezen 't appoinctement op dezen requeste door den ambtman verleend de dato 11e julij 1803, waarbij het gedane verzoek provisioneel geaccordeerd en de verkoop geapprobeerd worde, mits supplianten de nadere approbatie bij de eerste gerigtsdag verzoeken.
Heeft het gericht het verzoek van den suppliant geaccordeerd en dienvolgens het provisioneel appoinctement van den ambtman in dato 11e julij 1803 geapprobeerd en geratificeerd, zulks doende bij deesen.
×