Fragment
Holocaustontkenners geloven dat Hitler de Joden enkel wilde deporteren, bijvoorbeeld naar Brits Mandaatgebied Palestina, naar Madagaskar of ergens voorbij het Oeralgebergte, en dat de concentratiekampen enkel werden gebruikt voor dwangarbeid en verdere deportatie naar het Oosten. Wanneer Hitler, Goebbels en anderen het hadden over het uitroeien of vernietigen van het Joodse ras in Europa, dan doelden ze op deze grootschalige deportatie. Dus ja, zo stelt men, de Joden werden inderdaad vervolgd maar niet vergast en niet stelselmatig uitgemoord.
Hoewel er een kern van waarheid zit in dat narratief, aangezien de nationaalsocialisten vóór de oorlog inderdaad met dat soort plannen aan de slag waren gegaan, klopt het niet dat dit ook na het uitbreken van de oorlog nog als een realistische “oplossing voor het Jodenvraagstuk” werd gezien. Vooral na de oorlogsverklaringen van Engeland en Frankrijk iin 1939, waardoor het Midden-Oosten en Afrika niet langer bereikbaar waren, en na het vastlopen van Operatie Barbarossa in de winter van 1941, waardoor er geen vooruitzicht meer was op een doorgang naar Siberië. Bovendien wilde Hitler – vanwege het nationaalsocialistische ideaal van autarkie (economische onafhankelijkheid) en geloof in de mythe van een krimpende markt – geen handel drijven met niet-geïndustrialiseerde gebieden, waardoor een tekort aan olie en voedsel ontstond. Hitlers oplossing voor dat probleem was oorlog met de Sovjet-Unie geweest, om zo de graanvelden van de Oekraïne en de olievelden van de Kaukasus in handen te krijgen, en bovendien heel veel Lebensraum (‘leefruimte’) voor het Duitse volk, maar dat mislukte.
Zodoende kreeg Duitsland te maken met een ernstig tekort aan grondstoffen en voedsel. De nazi’s waren de hongerige magen van al die Joodse gevangenen daarom liever kwijt dan rijk (“De Joden zijn voor ons ook buitengewoon schadelijke vreters”, aldus Hans Frank op 16 december 1941). En dus werden de in de kampen arriverende Joden geselecteerd op basis van hun nut als dwangarbeider. Wie nog nut had, bleef in leven, terwijl de rest werd vergast en gecremeerd, zoals Goebbels op 27 maart 1942 duidelijk laat doorschemeren in zijn dagboek:
“De Joden worden nu vanuit het Generaal-gouvernement [bezet Polen] naar het Oosten gedeporteerd, te beginnen bij Lublin. Hier wordt een vrij barbaars en niet nader te omschrijven proces toegepast, en van de Joden zelf blijft niet veel over. In het algemeen kan men stellen dat 60% van hen moet worden geliquideerd, terwijl slechts 40% aan het werk kan worden gezet. De voormalige gouwleider van Wenen, die deze actie uitvoert, doet dat met grote behoedzaamheid en met een procedure die niet te veel opvalt. De Joden krijgen een strafoordeel uitgemeten dat barbaars is maar dat ze volledig verdienen. De profetie die de Führer aan hen gaf over het uitbreken van een nieuwe wereldoorlog begint op de meest verschrikkelijke manier uit te komen. Je moet je in deze dingen niet laten leiden door sentimentaliteit.”
Merk op hoe Goebbels het proces goedpraat. Hij ziet het net als andere nazi-woordvoerders als een rechtmatige straf die de Joden meer dan verdiend hebben.
Hitler zag de vergassingen zelfs als humaan, zoals blijkt uit zijn testament:
“Bovendien heb ik er niemand over in het ongewisse gelaten dat als er weer miljoenen Arische Europeanen verhongeren, miljoenen volwassen mannen sneuvelen en honderdduizenden vrouwen en kinderen in de steden worden verbrand en gebombardeerd, dat deze keer ook de feitelijke dader zal boeten voor zijn schuld, zij het door meer humane middelen.”
Er is ook wel een begrijpelijke reden voor Hitlers mening dat het een “humaner middel” was, omdat de methodiek was voortgekomen uit een eerder euthanasieprogramma. Omdat de Joden bovendien niet wisten dat ze op het punt stonden om te worden vermoord, bleef het lijden relatief beperkt. Ik schrijf “relatief” omdat het feitelijk natuurlijk helemaal niet humaan was. Het was een afschuwelijke dood na jaren van afschuwelijke vervolging.
Zoals duidelijk wordt uit de citaten in dit boek heeft de Holocaust wel degelijk plaatsgevonden en was het einddoel van de uitvoerders ervan om de Joden volledig uit te roeien. Niet alleen in Europa maar wereldwijd, en niet alleen de gelovigen, communisten en superrijken maar iedereen met Joodse genen.
De complottheorie die aan Holocaustontkenning verbonden is, bestaat uit een aantal onderdelen. Afhankelijk van welke groepering de Holocaust ontkent (bijvoorbeeld neonazi’s, antizionisten1 etc.) worden bepaalde onderdelen meer of juist minder benadrukt.
Voor de neonazi’s is het complot bovenal een lastercampagne van de Joden en de geallieerde landen om de onschuldige Duitsers te demoniseren. Ten behoeve van die lastercampagne zouden er allerlei documenten zijn vervalst. Voor de antizionisten was het bovenal een complot om sympathie te vergaren teneinde de Israëlische staat te kunnen vestigen, en deze met behulp van herstelbetalingen (uit Duitsland) en rechtszaken (in Zwitserland) op te bouwen en verrijken. Tenslotte is er ook nog de theorie dat de geallieerden de Holocaust hebben verzonnen of overdreven om hun eigen oorlogsmisdaden te verdoezelen. Volgens veel Holocaustontkenners was Hitler vreedzaam en waren juist de Britten, de Fransen, de Polen en de Joden uit op oorlog. Deze complottheorieën zullen in dit boek nog enkele keren ter sprake komen.
Een ander belangrijk aspect van Holocaustontkenning draait om het aantal slachtoffers, in het bijzonder het aantal vermoorde Joden. Dat zouden er niet 6 miljoen zijn geweest maar slechts een paar honderdduizend. Bovendien waren de doden niet het gevolg van vergassing maar van ziekten als tyfus, dat in de kampen werd overgedragen door luizen, en ondervoeding, omdat de ‘werkkampen’ als gevolg van de Britse bombardementen niet adequaat bevoorraad konden worden.
Je kunt Holocaustontkenning op allerlei verschillende plekken tegenkomen. Uiteraard onder neonazi’s, voor wie het een fundamenteel aspect van hun ideologie en strategie is geworden, onder rechtse jongeren, maar ook juist in linkse kringen, in de context van hun kritiek op hoe Israël omgaat met de Arabieren in de regio. Verder kun je het nog tegenkomen onder mensen die zichzelf vrijdenkers noemen, onder complotdenkers, in spirituele en esoterische kringen, en onder mensen die om wat voor reden dan ook, bijvoorbeeld gerelateerd aan het kolonialisme, een negatieve mening hebben over de Britten en hen er daarom van verdenken bij het anti-Duitse complot betrokken te zijn.
De Holocaust wordt door ontkenners een hoax beschouwd (bedrog) en zodoende ook wel de Holohoax genoemd. Ze stellen bovendien dat het ‘geloof’ in de Holocaust een nieuwe religie is geworden, mede vanwege de vele plechtige herdenkingen, en noemen het daarom Holocaustianity. In dit boek zal ik aantonen dat niet het officiële, academische Holocaust-narratief maar juist Holocaustontkenning doorspekt is van bedrog en religieus fanatisme.
De oorsprong van Holocaustontkenning
Hoewel er al in 1948 een Franstalig boek over was gepubliceerd (Nuremberg ou la Terre promise, door Maurice Bardèche), en er ook in de jaren zestig een aantal boeken over waren geschreven, begon Holocaustontkenning pas een grote aanhang te krijgen vanaf midden jaren zeventig, dus 30 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog.
In 1978 werd het Institute for Historical Review (IHR) opgericht, een organisatie die nog steeds bestaat en tot 2002 de Journal of Historical Review publiceerde.
Er zijn twee belangrijke redenen waarom Holocaustontkenning in de jaren tachtig relatief moeilijk te weerleggen was. Ten eerste bevonden meerdere van de concentratiekampen, waaronder het Auschwitz complex, zich in de Sovjet-Unie, waardoor ze na de oorlog vrijwel ontoegankelijk bleven voor westerse bezoekers en onderzoekers. Ten tweede waren de dagboeken van Joseph Goebbels en Heinrich Himmler, en een aantal andere belangrijke documenten, nog niet in hun huidige vorm beschikbaar.
De toenemende etnische spanningen in de jaren zeventig en tachtig waren bovendien een rijke voedingsbodem voor neonazisme, antisemitisme en/of antizionisme, in zowel de westerse als de Arabische wereld, en daarmee ook een rijke voedingsbodem voor Holocaustontkenning.
Waarom dit boek?
Ik ben zelf enkele jaren een Holocaustontkenner geweest en het waren bovenal de citaten uit het dagboek van Joseph Goebbels die mij hebben overtuigd dat de Holocaust wel degelijk heeft plaatsgevonden zoals deze in geschiedenisboeken wordt beschreven. Na het lezen van die citaten viel mijn foutieve wereldbeeld als een kaartenhuis in elkaar. Het leek mij daarom een goed idee om deze citaten, samen met een aantal andere belangrijke documenten, in een handzaam formaat voor Nederlandse lezers beschikbaar te maken.
Het idee voor dit boek had ik al in 2019, direct na het lezen van de citaten en het voeren van enkele (zinloze) discussies. Maar ik besloot er pas werk van te maken toen er begin 2023 meerdere nieuwsartikelen werden gepubliceerd over het hoge aantal Holocaustontkenners in Nederland en de problemen die leerkrachten ervaren bij het lesgeven over dit onderwerp. Ik denk dat dit boek door de focus op bronteksten een nuttige aanvulling kan zijn op de Nederlandse boeken, websites en andere onderwijsmaterialen die al worden gebruikt.
Mijn ervaring met Holocaustonderwijs is dat het veelal emotioneel wordt benaderd. Bijvoorbeeld door een kamp te bezoeken (vaak Westerbork of Auschwitz), Holocaustoverlevenden in de klas uit te nodigen, oorlogsboeken te lezen of klassikaal een speelfilm als Schindler’s List te bekijken. Hoewel zo'n emotionele confrontatie met de Holocaust zeker goed kan zijn voor de algemene ontwikkeling, is het niet het juiste startpunt als er reeds Holocaustontkenners in de klas zitten, en het bereidt de leerlingen ook niet voor op de Holocaustontkenning waar ze later mee in aanraking kunnen komen.
Het bezoeken van een kampmuseum zou een uitstekende afsluiter van Holocaustonderwijs kunnen zijn. Maar willen we via het onderwijs een einde maken aan Holocaustontkenning, dan zou de leerkracht de materie eigenlijk moeten behandelen alsof de hele klas uit actieve holocaustontkenners bestond. Het onderwerp moet dan inhoudelijk behandeld worden, met bewijsmateriaal en een overtuigende argumentatie. Als onderdeel van zulk onderwijs kunnen de teksten in dit boek – of tenminste een aantal ervan – klassikaal worden doorgelezen. Wat hebben de leiders van het nazisme zélf over de Holocaust gezegd? Welke sporen zijn ze vergeten te wissen? Wat stond er in hun geheime brieven? Wat werd er naar de betrokken SS officieren gecommuniceerd? En wat zijn de implicaties van al dat schriftelijke bewijsmateriaal voor Holocaustontkenning?
Achterin dit boek staan Engelse vertalingen, zodat de bronteksten ook besproken kunnen worden met bijvoorbeeld immigranten en internationale studenten.
×